Onderzoek en begeleiding van hoogbegaafde kinderen
- “Onze zoon is als hij uit school komt vreselijk druk en dwars. Nou las ik iets over hoogbegaafdheid en herkende wel veel van hem. Kan dit de oorzaak zijn van zijn problemen? Hoe moeten we hem begeleiden?”
- “Er is een leerling op onze school die wel heel snel door de stof heen gaat. Als we haar in dit tempo laten werken, is ze binnen een paar jaar door de leerstof van de basisschool heen! Wat moeten we doen?”
- “Mijn dochter verveelt zich zo op school, haar motivatie neemt steeds verder af. Wat is er aan de hand met haar en hoe kunnen we haar helpen weer gemotiveerd te raken?”
- “De ouders van een kind in mijn klas (groep 1) zeggen dat ze thuis al kan lezen en de mooiste tekeningen maakt. Maar ik zie daar niks van, ze doet heel gewoon met de rest mee. We willen graag een objectief beeld van haar ontwikkelingsniveau.”
Bovenstaande vragen zijn enkele voorbeelden waarmee wij dagelijks te maken krijgen. Psychologisch Adviesbureau PONTE onderzoekt, adviseert en begeleidt kinderen en (jong) volwassenen, waarbij het vermoeden bestaat dat er sprake is van een mogelijke ontwikkelingsvoorsprong.
Wat is hoogbegaafdheid (en wat is het niet)
Soms wordt hoogbegaafdheid gelijkgesteld aan een hoge intelligentie. Dit is een belangrijk aspect ervan, maar zeker niet het hele verhaal. Een hoogbegaafd kind is in meerdere opzichten ‘anders’ dan de meeste kinderen. Het is niet beter of slechter, maar zit wel anders in elkaar. Daarom heeft het hoogbegaafde kind andere dingen nodig om zichzelf optimaal te kunnen ontplooien. Echter, een eenduidige definitie van de term hoogbegaafdheid bestaat (nog) niet. Wel zijn de wetenschappers het er over eens dat intelligentie de basis van hoogbegaafdheid vormt. Naast intelligentie spelen (persoonlijkheids)kenmerken ook een essentiële rol of men komt tot uitzonderlijke prestaties.
Renzulli noemt drie hoofdkenmerken van het hoogbegaafde kind:
Mönks voegt daar de invloed van omgeving aan toe. De omgeving bepaalt mede of de kwaliteiten die het kind in zich heeft (hoog intelligent, creatief en gemotiveerd) ook zichtbaar worden in opvallende prestaties. Hij noemt de invloed van het gezin, de school en de vriendenkring van het kind. Deze invloed kan zowel positief als negatief zijn.
Heller breidt het verhaal nog verder uit in zijn Multifactorenmodel. Hij ziet ‘begaafdheid’ als iets dat niet alleen over intellectuele capaciteiten gaat, maar ook bijvoorbeeld muzikale, sociale of lichamelijke begaafdheid kan zijn. Verder zegt hij dat factoren in de persoon zelf ook van invloed zijn. Iemand kan bijvoorbeeld een groot muzikaal talent hebben, maar zo’n last van faalangst hebben, dat het niet lukt om voor een publiek op te treden.
Hoogbegaafdheid lijkt in de basis aangeboren te zijn. Er zijn aanwijzingen dat het zenuwstelsel van een hoogbegaafd kind makkelijker en sneller nieuwe verbindingen kan maken. Of de persoon deze aangeboren kwaliteiten ook kan vertalen naar uitzonderlijke prestaties en of de persoon gelukkig is, hangt van vele factoren af, zowel in zijn omgeving als in zichzelf.
Met hoogbegaafde kinderen is niets mis, maar zij zijn wel anders dan de meeste andere kinderen. Er bestaan, helaas, veel vooroordelen over het hoogbegaafde kind (en hun ouders). Zo zullen deze kinderen wel gepusht worden door de ouders of heeft men het beeld van een kleine Mozart die op 4-jarige leeftijd al piano speelt. Een hoogbegaafd kind hoeft niet per definitie in elk schoolvak goed te zijn en hoeft niet altijd als beste leerling van de klas naar voren te komen. Want om maar niet op te vallen bijvoorbeeld kan een hoogbegaafd kind zich gaan aanpassen met mogelijk onderpresteren als gevolg.
Renzulli noemt drie hoofdkenmerken van het hoogbegaafde kind:
- hoge intellectuele capaciteiten (IQ hoger dan 130)
- grote creativiteit
- sterke motivatie en taakgerichtheid
Mönks voegt daar de invloed van omgeving aan toe. De omgeving bepaalt mede of de kwaliteiten die het kind in zich heeft (hoog intelligent, creatief en gemotiveerd) ook zichtbaar worden in opvallende prestaties. Hij noemt de invloed van het gezin, de school en de vriendenkring van het kind. Deze invloed kan zowel positief als negatief zijn.
Heller breidt het verhaal nog verder uit in zijn Multifactorenmodel. Hij ziet ‘begaafdheid’ als iets dat niet alleen over intellectuele capaciteiten gaat, maar ook bijvoorbeeld muzikale, sociale of lichamelijke begaafdheid kan zijn. Verder zegt hij dat factoren in de persoon zelf ook van invloed zijn. Iemand kan bijvoorbeeld een groot muzikaal talent hebben, maar zo’n last van faalangst hebben, dat het niet lukt om voor een publiek op te treden.
Hoogbegaafdheid lijkt in de basis aangeboren te zijn. Er zijn aanwijzingen dat het zenuwstelsel van een hoogbegaafd kind makkelijker en sneller nieuwe verbindingen kan maken. Of de persoon deze aangeboren kwaliteiten ook kan vertalen naar uitzonderlijke prestaties en of de persoon gelukkig is, hangt van vele factoren af, zowel in zijn omgeving als in zichzelf.
Met hoogbegaafde kinderen is niets mis, maar zij zijn wel anders dan de meeste andere kinderen. Er bestaan, helaas, veel vooroordelen over het hoogbegaafde kind (en hun ouders). Zo zullen deze kinderen wel gepusht worden door de ouders of heeft men het beeld van een kleine Mozart die op 4-jarige leeftijd al piano speelt. Een hoogbegaafd kind hoeft niet per definitie in elk schoolvak goed te zijn en hoeft niet altijd als beste leerling van de klas naar voren te komen. Want om maar niet op te vallen bijvoorbeeld kan een hoogbegaafd kind zich gaan aanpassen met mogelijk onderpresteren als gevolg.
Kenmerken van een hoogbegaafd kind
Hoe kan vastgesteld worden, of we met een hoogbegaafd kind te maken hebben? Dat is soms lastig, omdat elk hoogbegaafd kind weer anders en uniek is. De volgende kenmerken blijken veel voor te komen bij hoogbegaafde kinderen (bron: SLO):
Een kind hoeft niet al deze kenmerken te hebben om hoogbegaafd genoemd te worden. En andersom geldt ook: als een kind één of meer van deze kenmerken heeft, hoeft het niet hoogbegaafd te zijn.
Op school blijken hoogbegaafde kinderen ook niet in ‘één soort’ voor te komen. Betts & Neihart beschrijven zes typen hoogbegaafde leerlingen:
Om vast te stellen of een kind hoogbegaafd is, kunnen meerdere ingangen bekeken worden. Er kan gekeken worden naar: het IQ, de schoolprestaties, creatief gedrag en beoordelingen door de ouders en door de school. Het beste is natuurlijk om naar al deze aspecten te kijken.
- hoge intelligentie (IQ hoger dan 130)
- vroege ontwikkeling / ontwikkelingsvoorsprong
- uitblinken op meerdere gebieden
- gemakkelijk kunnen leren
- goed leggen van (causale) verbanden
- makkelijk kunnen analyseren van problemen
- maken van grote denksprongen
- voorkeur voor abstractie
- hoge mate van zelfstandigheid
- brede of juist specifieke interesse/hoge motivatie/veel energie
- creatief/origineel
- perfectionistisch
- apart gevoel voor humor
- hoge mate van concentratie
Een kind hoeft niet al deze kenmerken te hebben om hoogbegaafd genoemd te worden. En andersom geldt ook: als een kind één of meer van deze kenmerken heeft, hoeft het niet hoogbegaafd te zijn.
Op school blijken hoogbegaafde kinderen ook niet in ‘één soort’ voor te komen. Betts & Neihart beschrijven zes typen hoogbegaafde leerlingen:
- de succesvolle leerling:
levert goede prestaties, is perfectionistisch, vermijdt risico en zoekt bevestiging van de leerkracht - de uitdagende leerling:
is creatief, komt op voor eigen opvattingen, is competitief, heeft grote stemmingswisselingen en is eerlijk en direct - de onderduikende leerling:
ontkent zijn/haar begaafdheid, vermijdt uitdaging, zoekt sociale acceptatie en wisselt in vriendschappen - de drop-out:
is creatief, neemt onregelmatig deel aan het onderwijs, zoekt buitenschoolse uitdaging, isoleert zichzelf, verstoort, presteert gemiddeld of onder gemiddeld en bekritiseert zichzelf en anderen - de leerling met leer- en/of gedragsproblemen:
werkt inconsistent, presteert gemiddeld of onder gemiddeld, verstoort en reageert af - de zelfstandige leerling:
heeft goede sociale vaardigheden, werkt zelfstandig, ontwikkelt eigen doelen, werkt zonder bevestiging, is creatief, komt op voor eigen opvattingen en neemt risico
Om vast te stellen of een kind hoogbegaafd is, kunnen meerdere ingangen bekeken worden. Er kan gekeken worden naar: het IQ, de schoolprestaties, creatief gedrag en beoordelingen door de ouders en door de school. Het beste is natuurlijk om naar al deze aspecten te kijken.
Behoeften van een hoogbegaafd kind
Wat heeft een hoogbegaafd kind van zijn omgeving nodig om zich optimaal te kunnen ontplooien?
De belangrijkste behoeften van het kind zijn:
Op school hebben de hoogbegaafde leerlingen:
Een leerling die hoogbegaafd is heeft dus minder tijd nodig om de reguliere leerstof door te lopen. De tijd die vrijkomt, kan het beste ingevuld worden met verrijkings- en verdiepingsstof. Hoogbegaafd zijn betekent dus vaak een sterke behoefte aan uitdagend leermateriaal dat:
Omdat een kind dat hoogbegaafd is sneller door de reguliere leerstof heen gaat, kan soms versnelling gewenst zijn (een klas overslaan). Dit zou nooit als enige maatregel genomen moeten worden, omdat de problemen daarmee niet opgelost worden. Het kind heeft een andere manier van leren en heeft daarom andere soorten leerstof nodig.
De belangrijkste behoeften van het kind zijn:
- Gezien, geaccepteerd en gewaardeerd worden zoals het is.
- Autonomie, ruimte om zelf te kiezen, zelf te ontdekken, zelf te ervaren en de dingen op een eigen manier te doen.
- Intellectuele stimulans, uitdaging op het eigen niveau.
- Steun bij het leren van academische vaardigheden.
- Steun bij het leren van leer- en werkstrategieën.
- Steun bij het leren van sociale vaardigheden.
- Steun op emotioneel gebied (om zichzelf te leren begrijpen, een positief zelfbeeld op te bouwen en leren omgaan met uitdagingen en stress).
- Contact met gelijkgestemden.
- Geen eenzijdige nadruk op prestaties of 'het hoogbegaafd zijn'.
- Begrip voor mogelijke verschillen in intellectuele, emotionele en motorische ontwikkeling.
- Begrip voor vaak voorkomende emotionele intensiteit / hooggevoeligheid.
Op school hebben de hoogbegaafde leerlingen:
- Weinig behoefte aan instructie.
- Weinig behoefte aan herhalings- en oefenstof.
- Een hoog werktempo.
- Vaak een didactische voorsprong.
Een leerling die hoogbegaafd is heeft dus minder tijd nodig om de reguliere leerstof door te lopen. De tijd die vrijkomt, kan het beste ingevuld worden met verrijkings- en verdiepingsstof. Hoogbegaafd zijn betekent dus vaak een sterke behoefte aan uitdagend leermateriaal dat:
- Een beroep doet op creativiteit
- Open opdrachten
- Hoog abstractieniveau
- Hoge mate van complexiteit
- Meerwaarde biedt ten opzichte van reguliere stofEen onderzoekende houding stimuleert
- Een beroep doet op zelfstandigheid
- Een reflectieve houding uitlokt
- Interactie uitlokt
Omdat een kind dat hoogbegaafd is sneller door de reguliere leerstof heen gaat, kan soms versnelling gewenst zijn (een klas overslaan). Dit zou nooit als enige maatregel genomen moeten worden, omdat de problemen daarmee niet opgelost worden. Het kind heeft een andere manier van leren en heeft daarom andere soorten leerstof nodig.
Onderpresteren
Een hoogbegaafd kind is in meerdere opzichten 'anders' dan het gemiddelde kind. Het is niet beter of slechter, maar zit wel anders in elkaar. En juist dat hebben deze kinderen vaak (onbewust) door. Tijdens het kringgesprek, of tijdens het buitenspelen of op de sportclub. Het kind past zich aan de heersende waarden en normen: het wil niet anders zijn. Een mogelijk gevolg hiervan is dat het hoogbegaafde kind beneden het eigen niveau van kunnen presteert, maar nog steeds op het gemiddelde niveau van een klas presteert (relatief onderpresteren).
Voelt het kind zich echter onvoldoende veilig in een klas dan kan het zelfs absoluut gaan onderpresteren. Ze scoren nu onder het gemiddelde niveau van de klas. Men ziet als het ware een terugval. Zat het hoogbegaafde kind op 5-jarige leeftijd al op AVI 8, nu op 6-jarige leeftijd scoort het kind op een AVI 2 niveau. Maar ook kunnen deze kinderen alle hoop verliezen in het basisonderwijs en vinden zij school niet meer de moeite waard om er enige tijd in te investeren. Ze geven het op!
Mogelijke (concrete) oorzaken van onderpresteren kunnen zijn:
Onderpresterende hoogbegaafde leerlingen kunnen herkend worden aan de volgende kenmerken:
Als een kind op school een aantal van deze kenmerken laat zien, is het aan te raden verder te onderzoeken of het kind hoogbegaafd is en de leerstof op school aan te passen.
Voelt het kind zich echter onvoldoende veilig in een klas dan kan het zelfs absoluut gaan onderpresteren. Ze scoren nu onder het gemiddelde niveau van de klas. Men ziet als het ware een terugval. Zat het hoogbegaafde kind op 5-jarige leeftijd al op AVI 8, nu op 6-jarige leeftijd scoort het kind op een AVI 2 niveau. Maar ook kunnen deze kinderen alle hoop verliezen in het basisonderwijs en vinden zij school niet meer de moeite waard om er enige tijd in te investeren. Ze geven het op!
Mogelijke (concrete) oorzaken van onderpresteren kunnen zijn:
- In de klas heerst een sfeer van 'doe maar normaal, dan doe je gek genoeg';
- Herhaling van de lesstof, te lange instructies, lesaanbod is niet op het juiste niveau afgestemd;
- Onvoldoende leerstrategieën ontwikkeld;
- Niet gewend om tegen grenzen aan te lopen, dus wanneer dit gebeurt voelt het kind zich 'dom'.
Onderpresterende hoogbegaafde leerlingen kunnen herkend worden aan de volgende kenmerken:
- Grote en uitzonderlijke kennis
- Grote interesse
- Afnemende schoolprestaties / wisselend schoolwerk
- Positief thuiswerk
- Grote verbeelding
- Hoge mate van sensitiviteit
- Negatief gedrag
- Haperende sociaal-emotionele ontwikkeling
- Geringe taakgerichtheid
- Negatieve houding
Als een kind op school een aantal van deze kenmerken laat zien, is het aan te raden verder te onderzoeken of het kind hoogbegaafd is en de leerstof op school aan te passen.
Hoogbegaafdheid en misdiagnose
Hoogbegaafdheid. Je kunt tegenwoordig geen tijdschrift openslaan, of er staat wel een artikel in over hoogbegaafdheid. De komst van de Leonardo-scholen (speciale scholen voor hoogbegaafde kinderen) heeft natuurlijk zeker met die toegenomen aandacht te maken. Maar het lijkt ook wel alsof er sprake is van een soort hype. Steeds meer scholen hebben gerichte aandacht voor hoogbegaafdheid, sommige hanteren het zelfs als een (statusverhogend) marketing instrument, uitgevers storten zich op de markt van specifieke leermiddelen, tv-programma’s besteden er aandacht aan, de verenigingen voor hoogbegaafde kinderen (en hun ouders) floreren als nooit te voren en het is zelfs mogelijk om je kind naar een speciaal vakantiekamp voor hoogbegaafden te laten gaan.
Naast al die welkome aandacht voor hoogbegaafdheid schuilt er echter een groot probleem onder de oppervlakte. In de beeldvorming, zoals deze zich in het algemeen heeft ontwikkeld in ons land, kan een kind dat hoogbegaafd is, toch eigenlijk niet in de problemen komen. Het is immers zo slim en heeft toch zo veel talent? Het zal dan dus wel aan iets anders liggen: lichamelijke oorzaken bijvoorbeeld. Of wellicht ligt het aan de opvoeding van de ouders …
Hoewel er steeds meer aandacht voor hoogbegaafdheid is, blijft dit onderwerp voor de nodige discussie zorgen en blijven vooroordelen (er zijn er meerdere) een eigen leven leiden.
Er wordt wel eens gedacht dat alle hoogbegaafden problemen ondervinden in het leven. Dit is dus niet waar. Wanneer wij naar de groep hoogbegaafde kinderen kijken, kunnen wij deze grofweg in drieën verdelen; 1/3 gaat fluitend door het leven, 1/3 heeft zo af en toe een duwtje in de rug nodig en 1/3 loopt (nu of op latere leeftijd) vast door wat voor oorzaak dan ook.
Deze laatste groep is bijzonder kwetsbaar. Te meer omdat deze kinderen of jongvolwassenen in hun leven gedragingen kunnen vertonen die op het eerste gezicht raakvlakken hebben met bijvoorbeeld ADHD (druk, aandachtig gedrag of clownesk gedrag), ADD (aandacht-tekort) of een vorm van autisme (teruggetrokken gedrag, moeilijk contact maken, behoefte aan structuur). Deze gedragingen worden meestal niet meteen herkend als zijnde kenmerken van hoogbegaafdheid. En dat is op zich logisch, want het gedrag kan worden veroorzaakt doordat het kind hoogbegaafd is, maar is niet per se een uiting hiervan.
Misdiagnose
Wanneer de problematiek die het kind vertoont niet juist wordt gediagnosticeerd, ontstaat er een ‘misdiagnose’. Zo kan een hoogbegaafd kind ten onrechte een ADHD-etiket opgeplakt krijgen. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor het welzijn van het kind, maar ook voor het gezin en voor een school. Naar aanleiding van een verkeerde diagnose, kan het zijn dat er gedurende een korte periode (b.v. ten gevolge van alle aandacht) een rustmoment ontstaat. Echter, dit is slechts vaak voor korte duur. Al gauw zullen die kenmerken waardoor er een ‘misdiagnose’ is gesteld, weer terugkomen; het kind gaat zich weer clownesk gedragen in een klas, is snel afgeleid en is moeilijk te hanteren of het kind ervaart problemen bij veranderingen, heeft extreem behoefte aan structuur, is erg rigide, neemt alles letterlijk of heeft moeite vriendschappen te onderhouden.
Aanleiding voor een diagnostisch onderzoek is vaak dat ouders zich zorgen maken, omdat hun kind ‘anders’ is (zeker bij hun 1e kind, daar zij geen directe vergelijking hebben); het kind ontwikkelt zich anders dan dat in de boeken staat. Voor ouders is het niet altijd even makkelijk om dan direct actie te ondernemen. Wanneer ouders in hun nabije omgeving te raden gaan, kunnen zij wel eens stuiten op nogal wat onbegrip. Juist omdat het kind zich sneller (anders) ontwikkelt dan het gemiddelde kind. Daar in Nederland vaak een mentaliteit van “doe maar normaal dan doe je gek genoeg” heerst, is de kans reëel dat deze ouders scheve gezichten zullen ontvangen. Er wordt namelijk weleens (geheel ten onrechte) gedacht dat ouders van hoogbegaafde kinderen overdreven pronken met hun kind of dit te sterk pushen; hun kind eigenlijk geen kind laten zijn. Vanuit onze ervaring kunnen wij stellig zeggen dat zeker 99% van de ouders waarvan blijkt dat hun kind hoogbegaafd is, liever een gemiddeld kind hebben zonder alle bijkomende problematiek van het anders zijn. Want dat is een hoogbegaafd kind echt.
Naast al die welkome aandacht voor hoogbegaafdheid schuilt er echter een groot probleem onder de oppervlakte. In de beeldvorming, zoals deze zich in het algemeen heeft ontwikkeld in ons land, kan een kind dat hoogbegaafd is, toch eigenlijk niet in de problemen komen. Het is immers zo slim en heeft toch zo veel talent? Het zal dan dus wel aan iets anders liggen: lichamelijke oorzaken bijvoorbeeld. Of wellicht ligt het aan de opvoeding van de ouders …
Hoewel er steeds meer aandacht voor hoogbegaafdheid is, blijft dit onderwerp voor de nodige discussie zorgen en blijven vooroordelen (er zijn er meerdere) een eigen leven leiden.
Er wordt wel eens gedacht dat alle hoogbegaafden problemen ondervinden in het leven. Dit is dus niet waar. Wanneer wij naar de groep hoogbegaafde kinderen kijken, kunnen wij deze grofweg in drieën verdelen; 1/3 gaat fluitend door het leven, 1/3 heeft zo af en toe een duwtje in de rug nodig en 1/3 loopt (nu of op latere leeftijd) vast door wat voor oorzaak dan ook.
Deze laatste groep is bijzonder kwetsbaar. Te meer omdat deze kinderen of jongvolwassenen in hun leven gedragingen kunnen vertonen die op het eerste gezicht raakvlakken hebben met bijvoorbeeld ADHD (druk, aandachtig gedrag of clownesk gedrag), ADD (aandacht-tekort) of een vorm van autisme (teruggetrokken gedrag, moeilijk contact maken, behoefte aan structuur). Deze gedragingen worden meestal niet meteen herkend als zijnde kenmerken van hoogbegaafdheid. En dat is op zich logisch, want het gedrag kan worden veroorzaakt doordat het kind hoogbegaafd is, maar is niet per se een uiting hiervan.
Misdiagnose
Wanneer de problematiek die het kind vertoont niet juist wordt gediagnosticeerd, ontstaat er een ‘misdiagnose’. Zo kan een hoogbegaafd kind ten onrechte een ADHD-etiket opgeplakt krijgen. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor het welzijn van het kind, maar ook voor het gezin en voor een school. Naar aanleiding van een verkeerde diagnose, kan het zijn dat er gedurende een korte periode (b.v. ten gevolge van alle aandacht) een rustmoment ontstaat. Echter, dit is slechts vaak voor korte duur. Al gauw zullen die kenmerken waardoor er een ‘misdiagnose’ is gesteld, weer terugkomen; het kind gaat zich weer clownesk gedragen in een klas, is snel afgeleid en is moeilijk te hanteren of het kind ervaart problemen bij veranderingen, heeft extreem behoefte aan structuur, is erg rigide, neemt alles letterlijk of heeft moeite vriendschappen te onderhouden.
Aanleiding voor een diagnostisch onderzoek is vaak dat ouders zich zorgen maken, omdat hun kind ‘anders’ is (zeker bij hun 1e kind, daar zij geen directe vergelijking hebben); het kind ontwikkelt zich anders dan dat in de boeken staat. Voor ouders is het niet altijd even makkelijk om dan direct actie te ondernemen. Wanneer ouders in hun nabije omgeving te raden gaan, kunnen zij wel eens stuiten op nogal wat onbegrip. Juist omdat het kind zich sneller (anders) ontwikkelt dan het gemiddelde kind. Daar in Nederland vaak een mentaliteit van “doe maar normaal dan doe je gek genoeg” heerst, is de kans reëel dat deze ouders scheve gezichten zullen ontvangen. Er wordt namelijk weleens (geheel ten onrechte) gedacht dat ouders van hoogbegaafde kinderen overdreven pronken met hun kind of dit te sterk pushen; hun kind eigenlijk geen kind laten zijn. Vanuit onze ervaring kunnen wij stellig zeggen dat zeker 99% van de ouders waarvan blijkt dat hun kind hoogbegaafd is, liever een gemiddeld kind hebben zonder alle bijkomende problematiek van het anders zijn. Want dat is een hoogbegaafd kind echt.
Hoogbegaafdheid in het onderwijs
Lange tijd is er in het onderwijs weinig aandacht geweest voor de specifieke behoeften van hoogbegaafde leerlingen. De redenen hiervoor kunnen gezocht worden in:
Gelukkig is er de laatste jaren steeds meer aandacht voor de behoeften van het kind dat hoogbegaafd is. Een omslag in het denken en in de praktische uitvoering is echter niet van de ene op de andere dag gerealiseerd, dat heeft tijd nodig. In de praktijk lopen hoogbegaafde kinderen en hun ouders vaak nog steeds tegen beperkingen aan. Onder andere om die redenen is het niet verwonderlijk, dat overal in het land Plusklassen en Leonardo-scholen ontstaan, een plek waar het hoogbegaafde kind wel voldoende aan zijn trekken kan komen.
- De sfeer van ‘gelijkheidsdenken’ die in de jaren ’70 opkwam: het ontkennen van individuele verschillen;
- Gebrek aan kennis, misvattingen over snelle leerlingen (‘die komen er vanzelf wel’ of ‘wat extra werk is genoeg’);
- Gebrek aan financiële middelen door lage prioriteit op de politieke agenda (scholen krijgen extra budget voor achterstandsleerlingen, maar niet voor hoogbegaafde leerlingen);
- Een onderwijssysteem waarin de nadruk ligt op het leren van feiten, conformiteit en convergent denken, waarin weinig ruimte of waardering is voor nieuwsgierigheid, creativiteit en divergent denken.
Gelukkig is er de laatste jaren steeds meer aandacht voor de behoeften van het kind dat hoogbegaafd is. Een omslag in het denken en in de praktische uitvoering is echter niet van de ene op de andere dag gerealiseerd, dat heeft tijd nodig. In de praktijk lopen hoogbegaafde kinderen en hun ouders vaak nog steeds tegen beperkingen aan. Onder andere om die redenen is het niet verwonderlijk, dat overal in het land Plusklassen en Leonardo-scholen ontstaan, een plek waar het hoogbegaafde kind wel voldoende aan zijn trekken kan komen.
Hoogbegaafdheid en schooltype
Buiten de Leonardo-scholen om is er niet één speciaal type school dat meer geschikt is voor hoogbegaafde leerlingen dan andere typen. De één functioneert goed op een Montessori- of Jenaplanschool, vanwege de mogelijkheden om een individuele leerweg te volgen. Voor de ander geeft zo’n soort school juist te veel kansen om de moeilijke dingen te vermijden en is een traditionele school geschikter. En weer een ander komt het beste tot zijn recht op een Iederwijs- of Vragenderwijsschool.
Belangrijk is het voor ouders om er achter te komen, of de school in haar schoolwerkplan structureel aandacht besteedt aan hoogbegaafde leerlingen, zowel op diagnostisch als op begeleidingsgebied. Hoewel dit nog geen garantie biedt, dat er op dat gebied ook daadwerkelijk iets gebeurt in de klassesituatie, geeft het wel aan, dat de school er theoretisch in ieder geval mee bezig is.
De ervaring leert dat zowel leerkrachten als ouders soms gefrustreerd kunnen raken in de communicatie over een (mogelijk) hoogbegaafde leerling. James T. Webb en Arlene R. de Vries geven een lijst met tips voor een goede communicatie tussen ouders en leerkrachten.
Wanneer er verschillen van inzicht bestaan, kan het nuttig zijn het kind door een deskundige te laten onderzoeken, om een objectief beeld van de capaciteiten van het kind te krijgen.
Belangrijk is het voor ouders om er achter te komen, of de school in haar schoolwerkplan structureel aandacht besteedt aan hoogbegaafde leerlingen, zowel op diagnostisch als op begeleidingsgebied. Hoewel dit nog geen garantie biedt, dat er op dat gebied ook daadwerkelijk iets gebeurt in de klassesituatie, geeft het wel aan, dat de school er theoretisch in ieder geval mee bezig is.
De ervaring leert dat zowel leerkrachten als ouders soms gefrustreerd kunnen raken in de communicatie over een (mogelijk) hoogbegaafde leerling. James T. Webb en Arlene R. de Vries geven een lijst met tips voor een goede communicatie tussen ouders en leerkrachten.
Wanneer er verschillen van inzicht bestaan, kan het nuttig zijn het kind door een deskundige te laten onderzoeken, om een objectief beeld van de capaciteiten van het kind te krijgen.
Hoe mogen we u van dienst zijn?
Met onze uitgebreide expertise op het terrein van hoogbegaafdheid wil PONTE u graag terzijde staan en begeleiden. Ons multidisciplinair onderzoeksteam staat altijd voor u klaar! Aarzelt u dan ook niet om vrijblijvend contact met ons op te nemen via onderstaande formulieren. Bellen kan natuurlijk ook, (010) 451 42 72.
PONTE Psychologisch Adviesbureau
Schinkelse Baan 1
2908 LE Capelle aan den IJssel
(010) 451 42 72
[email protected]
Schinkelse Baan 1
2908 LE Capelle aan den IJssel
(010) 451 42 72
[email protected]
©2022 PONTE Psychologisch Adviesbureau